
Interview met Mark Groenen
Interview met Mark Groenen

Werner Peeters sprak met hem:
Dag Mark, waar ben je momenteel mee bezig?
Op dit moment schrijf ik een sci-fantasy genaamd Övart de Miljardste. Ik heb bijna honderd pagina’s handgeschreven werk af. Zodra ik de honderd heb bereikt, ga ik het digitaliseren en meteen een lichte redactie doen. We zitten nog vroeg in het verhaal, dus er staat nog een hoop te gebeuren. Maar er zitten al mechs, apocalypsen, grote monsters en een soort zombies in…
Zou je je werk eerder als fantasy of als horror beschouwen?
Mijn debuut Edine was een magisch-realistisch werk. Waanzin en een onbetrouwbare verteller stonden hier centraal. In Wendigo wordt hoofdpersoon Boris doodgestoken op een stapavond, waarop de titulaire wendigo hem tot leven wekt. Boris krijgt, als langzaam wegrottend lijk, de kans zich te wreken op zijn moordenaars. Een echte horror, dus. De wereld van Aisling en Aidan is een moderne fantasy. Aidan droomt elke nacht van de god Aisling, die een wereld schept vol leven. Elke ochtend ziet Aidan hoe deze wereld wordt vernietigd en iedereen sterft. En dan komen de vernietigende krachten naar Aidans (onze) wereld… Ik schrijf in het fantastische genre, maar elk verhaal is anders. Zo blijf ik mezelf uitdagen. Omdat mijn eerste boek magisch-realisme is, is dit wel een beetje aan me blijven plakken. Mijn werk als geheel is wel eens ‘grimdark magisch-realisme’ genoemd. Ik weet niet of ik het daarmee eens ben, maar het klinkt wel goed.
Wie zijn zelf je grote voorbeelden?
Haruki Murakami, Neil Gaiman en Clive Barker. Zoals mijn boeken divers zijn in genre, zo zijn ook mijn voorbeelden dat.
Je schrijft in het Nederlands, denk je dat de markt voor Nederlandstalige fantasy groot genoeg is?
Dat hangt ervan af hoe je het bekijkt. Niet groot genoeg om van schrijven mijn broodwinning te maken, in ieder geval. Wel groot genoeg voor mij om het schrijven de moeite waard te laten zijn. Er is een publiek van enthousiaste en gepassioneerde lezers. Deze ontmoet ik dan wel via evenementen als Castlefest of Elfia, want via de boekhandel is het (voor mij) onmogelijk. En dat is jammer, natuurlijk. “De Nederlander” heeft, door generaties Engelstalige popcultuur, een afkeer gekregen van de Nederlandse taal. Wat cool klinkt in het Engels, klinkt suf in het Nederlands – wordt veelal gedacht. Dat gaat van boeken tot liedjes tot films. Ik ben daar zelf ook niet geheel immuun voor, geef ik toe. Maar ik zie daar wel een uitdaging om mensen toch zover te krijgen de taal te omarmen. Mijn boeken zijn dan ook echt Nederlandse boeken. En dan heb ik het niet alleen over de taal. Ik heb het ook over locaties, de cultuur en de personages. Liever laat ik mijn verhalen zich niet afspelen in New York, maar kies ik voor mijn thuisstad Eindhoven (Wendigo) of de zelfverzonnen vestigingsstad Hildernisse (Aisling en Aidan). In de sci-fantasy die ik nu schrijf is dit natuurlijk niet mogelijk, maar ik zal ook daar een (kaas)sausje toevoegen. De Engelse taal lonkt, natuurlijk. Ook voor mij. Maar naast dat ik het heel suf vind om als Nederlander een boek voor Nederlanders in het Engels te schrijven, wil ik ook strijden hiervoor. Als docent Nederlands (en geschiedenis) moet ik natuurlijk ook wel. Vanuit deze rol probeer ik ook de jeugd te enthousiasmeren voor ons kleine hoekje van de fantasy.

Hoe reageren je studenten op je schrijfcarrière? Lezen ze je boeken, denk je?
Ik werkte een jaar geleden een poosje op een mbo. Daar vonden de studenten er niet veel van. Dat heeft alles te maken met hun relatie tot boeken, lezen en schrijven. Op het havo/vwo waar ik nu werk, zijn de leerlingen een stuk enthousiaster. Ik geef voornamelijk les in de onderbouw en daar zijn mijn boeken niet voor geschikt (op enkele ervaren lezers na). In de bovenbouw is er een aantal leerlingen dat met de boeken aan de slag is gegaan, en zij zijn enthousiast. Sommige ouders hebben ook mijn boeken gelezen, uit interesse. Zelf gebruik ik mijn schrijven om leerlingen enthousiast te maken voor het vak Nederlands, voor boeken en voor het schrijven zelf. Mijn motto “Je koopt ook geen kaas bij een lactose-intolerantie kaasmaker” is hier leidend: ik hoop dat mijn enthousiasme en het werk dat ik steek in de taal aanstekelijk werkt. Dat de jeugd te weinig leest is geen nieuwe informatie, maar ik hoop mijn steentje bij te dragen aan de oplossing. Wat ik toevoeg aan de vaksectie op mijn school, is mijn kennis van de (Nederlandse) fantasy en scifi. Zeker voor jongens (de groep die toch al weinig leest) spreekt dit een stuk meer aan dan romans.
Heb je als leerkracht geschiedenis soms de neiging om geschiedkundige feiten in je werk te stoppen? Waarom (niet)?
Daar ren ik met een grote boog omheen. Historische fictie vind ik niet interessant als lezer en als auteur zou ik mezelf verliezen in oeverloos veel details om te zorgen dat het echt helemaal klopt. Dat wil natuurlijk niet zeggen dat ik mijn kennis geheel onbenut laat: in De wereld van Aisling en Aidan vergelijkt de hoofdpersoon Aidan zijn eigen ervaringen met bestaande religies. In Övart de Miljardste, waar ik nu mee bezig ben, speelt overbevolking en wat dat doet met je levensomstandigheden een rol – al is dat meer sociaalgeografisch van aard. Maar wat je ook doet; een verhaal moet geloofwaardig zijn voor je lezer. Geheel aan feiten ontsnappen lukt nooit.
Is er een boek waarvan je zegt dat je jaloers bent dat je het zelf niet hebt geschreven?
Niet echt, maar er zijn wel elementen van het werk van sommige schrijvers die ik heel tof vind en waar ik jaloers op ben. Zo heb ik enorm veel bewondering voor de manier waarop Clive Barker erotiek en horror met elkaar weet te mengen. Dat vind ik echt fantastisch, uniek en veel gruwelijker dan enkel bloederig spektakel. Zelf ben ik als schrijver een stuk preutser. Misschien dat dat ooit nog verandert.
Waar ben je te bereiken?
Op Facebook, LinkedIn en op de website van Godijn Publishing.
